Inhoud
Cel opbouw
1 Celmembraan
2 Celplasma
3 Celkern
4 Kernmembraan
5 Kernporie
6 DNA
7 Kernlichaampje
8 Ruw endoplasmatisch reticulum (ER)
9 Glad endoplasmatisch reticulum (ER)
10 Ribosomen op het ER
11 Ribosomen in de cel
12 Mitochondrion
13 Golgi apparaat
14 Lysosoom
15 Vacuole
16 Centrosoom
Celdeling
Er zijn 3 typen celdeling
1 binaire deling
2 Mitose
3 Meiose
Gameet (haploide cel)
Samensmelting van gameten
Cel opbouw
Een cel is het kleinste bouwsteen van leven. Alle levende organismen
zijn op gebouwd uit cellen. Er zijn ook organismen die uit een cel zijn
opgebouwd. De cel is zit ingewikkeld in elkaar met veel onderdelen. Er
zijn erg veel soorten cellen. Wij beperken ons tot de dierlijke cellen.
Een dierlijke cel is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Inhoud
1 Celmembraan
Omhulsel van de cel. Alle cellen hebben een celmembraan. Een
celmembraan maakt scheiding tussen het interne milieu van de cel
en de omgeving en bepaalt wat er naar binnen of naar buiten
getransporteerd wordt. Ook vrijwel alle organellen (behalve de
ribosomen en de centriolen) bevatten een membraan. Organellen
zijn alle onderdelen van de cel met een speciale functie (het DNA
valt hier niet onder). Hierdoor kunnen alle organellen hun eigen
functie uitvoeren, doordat ze hun eigen milieu kunnen creëren.
Inhoud
2 Celplasma
Vloeistof waarin de celcomponenten liggen.
Inhoud
3 Celkern
met daarin DNA (Desoxyribonucleinezuur, afkorting van
Deoxyribonucleic acid), DNA: opgerolde draadjes die chromo-
somen genoemd worden. In de Celkern bevind zich de
kernlichaam of nucleolus en is een bolvormig object. Het
bevindt zich er samen met het chromatine (DNA-moleculen) en
het karyoplasma (het plasma van de celkern).Kernlichamen
komen alleen maar voor bij eukaryote cellen. Ze zijn meestal
niet te zien met een lichtmicroscoop, tenzij ze relatief
groot zijn, wat er dan meestal op duidt dat de cel veel
eiwitten aan gaat maken. In de nucleoli (Kernlichamen) wordt
namelijk rRNA (ribosomaal RNA) aangemaakt, dat vervolgens
getransporteerd wordt naar de ribosomen die zorgen voor de
synthese van eiwitten. Verder bevatten de nucleoli ook veel
losse mRNA (messenger RNA) fragmenten om de genetische code
van het DNA op over te schrijven zodat deze met hulp van
ribosomen op het ruw endoplasmatisch reticulum, "vertaald"
kan worden naar bepaalde eiwitten.
Inhoud
4 Kernmembraan
Omhulsel van de celkern. Een kernmenbraan is de dubbel-
membraan van de celkern in een eukaryotische cel. Hierin
bevinden zich vele openingen met een diameter van ongeveer
100 nm, die kernporiën genoemd worden. Het buiten- en binnen-
membraan lopen in elkaar over. Door de aanwezigheid van een
kernenvelop rond de kern ontstaat een eigen milieu binnen de
celkern.De membranen laten selectief door. Vaak is het maar
eenrichtingsverkeer tussen celkern en cytoplasma. Grote
moleculen, macromoleculen genoemd, gaan door de
kernporien. Vaak zijn deze grote moleculen allerlei stoffen
die de kernactiviteit helpen regelen.
Inhoud
5 Kernporie
Opening voor uitwisseling van stoffen tussen de kern en de cel.
De kernmembraan van de celkern bevat honderden kernporiën.
Een kernporie wordt gevormd door het nuclear pore complex
(NPC). Door een kernporie kunnen kleine moleculen, en zelfs
kleine eiwitten, vrij diffunderen. Voor grote eiwitten en RNA-
moleculen is echter actief transport nodig door het NPC.
Inhoud
6 DNA
In een menselijk cel zit ongeveer 2 meter DNA. DNA is een
biochemisch macromolecuul dat fungeert als belangrijkste
drager van erfelijke informatie in alle bekende organismen. DNA
behoort net zoals RNA tot de nucleinezuren. Een DNA-molecuul
bestaat uit twee lange strengen van nucleotiden, die in de vorm
van een dubbele helix met elkaar vervlochten zijn. De twee
strengen zijn met elkaar verbonden door zogenoemde basesparen,
die steeds twee tegenover elkaar liggende nucleotiden
verbinden.
Inhoud
7 Kernlichaampje
Zorgt voor de opbouw van ribosomen. Een ribosoom is een
complex van eiwitten en RNA-ketens (ribonucleinezuur) in de
cel dat een heel belangrijke functie heeft bij de opbouw van
eiwitten. Ribosomen bestaan uit twee delen, een groot en een
klein deel. Het ribosoom bevindt zich in het cytoplasma van de
cel, is aanwezig op ruw endoplasmatisch reticulum en op het
kernmembraan.
Inhoud
8 Ruw endoplasmatisch reticulum (ER)
Membranen netwerk dat zorgt voor transport van celstoffen.
Op het plasmanetwerk zitten ribosomen.
Inhoud
9 Glad endoplasmatisch reticulum (ER)
Membranen netwerk dat zorgt voor transport en afbraak van
stoffen in de cel.
Inhoud
10 Ribosomen op het ER
Bolletjes die de informatie van het DNA lezen en voor opbouw
van eiwitten zorgen. Deze ribosomen bouwen eiwitten op die
buiten de cel werkzaam zijn.
Inhoud
11 Ribosomen in de cel
Bolletjes die de informatie van het DNA lezen en voor opbouw
van eiwitten zorgen. Ze zitten los in de cel en zijn binnen de
cel werkzaam.
Inhoud
12 Mitochondrion
Batterij van de cel. Een mitochondrion is een boon- of bolvormig
celorganel, dat functioneert als energieomzetter (vaak
omschreven als energiecentrale) van de eukaryote cel. Een
mitochondrion is meestal staafvormig en heeft een diameter van
ongeveer 1 micrometer.
Inhoud
13 Golgi apparaat
Een systeem van op elkaar gestapelde membranen. De stoffen
van de cel worden hier bewerkt. De stoffen worden door
afsnoering buiten de cel afgegeven.
Inhoud
14 Lysosoom
Blaasje waarin afvalstoffen van de cel worden afgebroken
(recycling). De pH binnen dit organel is laag, namelijk ongeveer
3. Door middel van verschillende enzymen worden de vele
eiwitten en membranen afgebroken. De bouwstenen kunnen weer
gebruikt worden om nieuwe eiwitten en membranen te vormen.
Naast de lysosomen zijn er ook altijd vele membraanblaasjes
aanwezig in de cel die zorgen voor het transport. Daarom is
het niet altijd met zekerheid te zeggen wat voor membraanblaasje
het is.
Inhoud
15 Vacuole
Opslagblaasje voor afvalstoffen of reservestoffen. Een vacuole is
een met vocht gevuld blaasje, dat omgeven is door een
vacuolemembraan (tonoplast) en dat zich in het cytoplasma van
een cel bevindt. Dierlijke cellen bevatten vaak geen of weinig
kleine vacuolen.
Inhoud
16 Centrosoom
Het centrosoom, bestaande uit 2 centriolen zorgt voor het
celskelet van de cel. In dierlijke cellen ligt net buiten de
kernenvelop het centrosoom (spoellichaampje), dat zich bij de
kerndeling verdubbelt, waarna elk centrosoom zich langzaam
naar een kant van de kern beweegt. Geleidelijk ontwikkelt zich
in de buurt van elk van de centrosomen een structuur van draden
(vroeger werd gedacht dat die uit de centrosomen kwam, maar het
blijkt dat als deze ontbreken de draden ook ontstaan), de
spoelfiguur. Als de centrosomen bij de dierlijke cel elk aan een
kant van de kern aangekomen zijn, is er een netwerk van draden
ontstaan dat de gehele kern omspant. Deze draden zorgen
ervoor dat de chromosomen in de cel (die bij de celdeling los in
het cytoplasma zitten) in het midden gehouden worden. Het zorgt
dus ervoor dat de chromosomen juist worden verdeeld over de
nieuwe cellen.
Tot zo ver de behandeling van de cel. Dit is achtergrond
informatie betreffende de celdeling. Voor de genetica is dit
de biologische achtergrond. Ook zonder deze uitleg kan men de
erfelijkheidsleer wel uit de voeten.
Inhoud
Celdeling
Celdeling is een proces waarbij een cel zich opsplitst in twee
of meer andere cellen. Celdeling is meestal een onderdeel van
de celcyclus. Bij eencellige micro-organismen is celdeling
gelijk aan voortplanting: er ontstaat een nieuw organisme door.
Op grotere schaal kan celdeling ook zorgen voor het voort-
planten van meercellige organismen. Zo kunnen planten vaak
groeien vanuit afgesneden stukken van een ander plant (enten =
vaak ter verbetering (veredeling) van de plant). Een menselijk
lichaam maakt ongeveer 10.000 triljoen celdelingen mee in het
leven.
Inhoud
Er zijn 3 typen celdeling
Organismen worden geclassificeerd in twee categorieën:
Prokaryoten zonder organellen en Eukaryoten met celkern en andere
organellen.
Bij Prokaryoten komt een type celdeling voor:
Inhoud
1 binaire deling
(Engels: 'binary fission'). Deze is niet gelijk aan mitose
bij eukaryoten (de verschillende fasen ontbreken
evenals de kernspoel).
Bij Eukaryoten komen twee type celdeling voor:
Inhoud
2 Mitose
hierbij zijn de nieuwe cellen die ontstaan gelijk aan de
oude cel en in staat om zich weer verder te delen.
Inhoud
3 Meiose
hierbij wordt een cel tijdens de deling permanent
veranderd in haploide cellen (zie Gameet). Voor de
erfelijkheid de belangrijkste.
Inhoud
Gameet (haploïde cel)
geslachtelijke voortplantingscel is een haploïde cel die
dient voor de geslachtelijke voortplanting. De beweeglijke
geslachtscellen van een mannelijk organisme heten
zaadcel, en de meestal niet-beweeglijke van vrouwelijke
organismen heten eicel. Bij dieren en de mens worden
zaadcellen gemaakt in de testes (teel- of zaadballen), terwijl
de eicellen in de ovaria gemaakt worden.
Inhoud
Samensmelting van gameten
Wanneer een eicel en een zaadcel van hetzelfde organisme
samensmelten (de plasmogamie) vormen ze een zygote. Bij
versmelting van twee kernen (de karyogamie) - het criterium
voor seksuele voortplanting - ontstaat een diploïde cel die
tot een nieuw organisme kan uitgroeien, drager van DNA
van beide ouders.
Bij eukaryoten is er een grote variatie in levenscycli. De
tijd dat de vorming van gameten plaatsvindt (Meiose) en het
moment van de bevruchting is verschillend.
Inhoud